Stijntje, dochter van Regnerus en Anna van Gellingen, trouwt in 1618 met Tobias Tegnejus uit Warns. Of Stijntje en Tobias kinderen krijgen is niet bekend. Na het overlijden van Stijntje hertrouwt Tobias op 2 oktober 1633 met Kinscke (Kinskien) Hermannus Colde, zus van Arnoldus' vrouw Lucia.
Op 9 september 1636 wordt Regnerus Colde gedoopt.
Er is ook een dochter die met haar neef Regnerus, de zoon van Stijntjes broer Johannes trouwt. Hierover straks bij Johannes meer.
Tobias Tegnejus wordt op 30 april 1611 onder de naam Tobias Franciscii op de Franeker hogeschool ingeschreven op vertoon van goede getuigschriften met betrekking tot zowel zijn leer als wandel, gegeven door zijn school en de kerk te Bremen. Op 13 juni 1617 wordt hij beroepen naar Warns en in oktober 1618 gaat hij naar Sneek.
In 1628 krijgt hij een beroep naar Den Haag.
Dat was een hele toestand (om met Piet Hagtingius -Broekerhaven 1910-Amsterdam 1992- te spreken) : Tobias was namelijk een alumnus van Leeuwarden en men liet hem niet zomaar gaan: Leeuwarden had zijn opleiding betaald en wilde hem niet afstaan; zonde van het in Tobias geïnvesteerde geld...! Het vertrek van Tobias werd tot in de Staten uitgevochten: was het een kerkelijke kwestie of was het nu een bestuurlijke kwestie geworden?
Uiteindelijk kon hij in 1642 met zijn gezin naar de Hofstad vertrekken, waar hij op 11 december 1663 emeritus werd. Zijn opvolger was Simon Simonides, geboren 1629 in De Rijp (“'t Roipie”, Noord-Holland)
Op 15 januari 1651 krijgt Tobias nog een belangrijke taak toebedeeld: de doop van stadhouder Willem III.
Eind oktober 1650 komt stadhouder Willem II ziek thuis van een reis naar Gelderland. Enkele dagen na zijn thuiskomst overlijdt hij. Zijn zoon en opvolger -ook een Willem- was een paar dagen zijn vaders dood geboren. Verdriet en vreugde in Den Haag binnen een paar dagen.
Op 15 januari 1651 was de Haagse Grote Kerk stampvol en ook buiten stonden veel belangstellenden. De rede die Tobias bij de doop uitsprak is nog wel aanwezig in Nederlandse bibliotheken, maar wordt niet uitgeleend. Is wel ter inzage.
Tobias gaf een uitleg van Marcus 10 : 14, kort gezegd: laat de kinderkens tot mij komen.
Op 10 november 1658 wordt Tobias samen met andere Haagse predikanten voor een maaltijd uitgenodigd ten huize van Jacob Cats.
Jacob Cats dichtte:
Hier dient nu bij gevoeght wat mij is wedervaren,
totdat mijn tijt begon de twee en tachtigh jaren:
maer eer het jaer verliep, soo had ick yet bedocht
dat even metter daet by my is uytgewrocht.
De herders van de kerck, hier in den Haegh geseten,
die badt ick altermael by my te komen eten;
sy deden myn versoeck, en quamen al gelijck,
en sagen met vermaeck dit sandigh koninckrijck.
Elke predikant kreeg van Cats een mooi geslepen drinkglas en een zilveren zoutvat. De klerk die hen deze kleinoden overhandigde las het volgende gedicht voor:
Het eerste deel van dit present
past juyst op hem die u het sent;
dies is 't geschenk gelijck als hij,
want 't glas is noyt van breken vrij.
Maar wat belanght het tweede deel,
dat acht ick als een dier juweel;
want 't is een woonhuys van het sout,
dat alle dingh in wesen houdt.
(Kerkelijk 's Gravenhage in vroeger eeuw / E.J.W. Posthumus Meyes. - 1918)
Tobias overlijdt 13 april 1668 in Den Haag.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten