zaterdag 28 maart 2009

Van monnik tot dominee in de 16e eeuw

Waarom hier een stukje over Regnerus Hagtingius? Wel, een van zijn nazaten, Tobias, trouwde in de 19e eeuw in Medemblik met een Boendermaker.
Toen ik trouwde, bleek mijn echtgenoot een oom met de achternaam Hagtingius te hebben. Daarom ben ik op zoek gegaan naar deze familie.


Van Regnerus tot Tobias


Rond 1700 wordt Tobias Regnerus, stamvader van Noordhollandse Hagtingiussen, in het noordfriese Paessens geboren.
Zijn vader was Regnerus Tobias Hachtingius, van 1692 tot zijn overlijden in 1607 dominee in dit dorp. De naam van Tobias' moeder is niet bekend.
Tobias en Regnerus waren lid van een familie die veel dominees heeft voortgebracht.

De familiestamboom begint met de Cisterciënzer monnik Regnerus...

Stamvader Regnerus
Tot 1567 is Reiner Johannesz Hachting monnik in het Cisterciënzer klooster Klaarkamp*) in Rinsumageest, een plaats vlak bij Dokkum. In die tijd was een opleiding tot priester een vrij kostbare zaak die meestal alleen voor de rijkeren was weggelegd.
Reiners vervult in het klooster de functie van vicaris.

Klooster Klaarkamp

In de late Middeleeuwen is een vicaris een priester die een vicariaat beheert. Een vicariaat -vicarie- is een stichting die is ingesteld om een priester (vicaris) voldoende inkomen te verschaffen om hem op geregelde tijden missen voor het zielenheil van de stichter (fundator) en zijn familieleden op te dragen.
Meestal behoorde de vicaris tot de familie van de stichter. Bij de stichting deed de fundator afstand van zijn eigendomsrechten op bepaalde goederen of renten, die dan vervolgens werden opgedragen aan de patroonheilige van het altaar waaraan de vicaris zijn missen opdroeg. (Genealogie 8(2002), p. 8 – 11).
Een vicaris kan ook een vervanger zijn van de pastoor; hij is dan een “onderpastoor” , met een eigen pastorie en een eigen stuk land . De inkomsten van dit land vormen het inkomen van in dit geval de vicaris. (De historie gaat door het eigen dorp / A. Algra. - 1960).

Op 31 oktober 1517 bevestigt Maarten Luther -de eerste 16e-eeuwse kerkhervormer- volgens de overlevering zijn 95 stellingen tegen de rooms-katholieke leer aan de deur van het slot in Wittenberg; het begin van een nieuwe leer, het protestantisme.
Regnerus is dan wel rooms-katholiek en monnik, maar evenals veel van zijn geloofsgenoten is hij de nieuwe leer toegedaan. In 1567 ontvlucht hij zijn klooster en gaat naar Oost-Friesland, in die tijd hét bolwerk van het protestantisme in de noordelijke Nederlanden.

Na de aansluiting bij de Unie van Utrecht (november 1576) verklaren de Friese Staten de gereformeerde religie tot de enige in het gewest. In elk dorp moet voortaan een predikant van “de ware christelijke gereformeerde religie” staan, bijgestaan door een dito schoolmeester. In 1580 worden alle (Friese) kloosters en parochies opgeheven en katholieke bezittingen geconfisqueerd. Priesters, monniken en nonnen krijgen, voor zover zij niet overgingen tot de “nieuwe leer”, een levenslange ondersteuning (pensie).(De historie gaat door het eigen dorp / A. .Algra. - 1960).

Op de lijst van personen die Pensie ontvingen staat ook de naam van Albertus Haeckingius, gewezen conventueel van Gerkesklooster (Pensiën / Anny Bokkinga. - Heerenveen1996). Een conventuaal is een lid van de orde van de zwarte Franciscanen, een van de drie Franciscaanse ordes.

Waarom vlucht Reiner en vertrekt hij niet gewoon? Wel, 1567 is het jaar waarin landvoogd Fernando Alvarez de Toledo, hertog van Alva, in de Nederlanden (Brussel) komt en de “jacht” op ketters (protestanten) opent. Als protestant ben je je leven niet zeker, vooral niet in de beginperiode van de Tachtigjarige Oorlog, de tijd van de Spaanse overheersing over de Nederlanden.

Reiner, die nog vrij jong is, komt onder voogdij van zijn oom Arnold.
Hij wordt in 1585 student in Heidelberg waar hij in 1589 afstudeert tot Doctor in de filosofie. Zijn naam heeft hij veranderd in Regenerus Hachtingius.
De gewoonte om de familienaam of bijnaam te verlatiniseren is een typisch Renaissanceverschijnsel, dat in de 15e eeuw onder Italiaanse humanisten is ontstaan. Duitse en Nederlandse geleerden die Italië bezochten hebben het overgenomen en ten noorden van de Alpen verder uitgebreid. Het klassiek opsieren van de naam was vooral populair onder protestantse theologen. (Onze Taal, 54(1985), afl. 7/8).

In 1590 wordt Regnerus Meester in de vrije kunsten (retorica, dialectica en grammatica, ofwel overtuigen, onderzoeken en schrijven)
Op 23 juni 1591 wordt hij geëxamineerd (een soort sollicitatiegesprek in dit geval, lijkt me) door de classis (coetus) van Greetsyl in Oost-Friesland, waarna hij wordt goedbevonden om predikant te worden in de kerk bij het nabij gelegen klooster Aland, iets ten noorden van Canhusen.

In 1593 wordt Regnerus beroepen naar Leeuwarden, waar hij de derde vaste predikant wordt. Zijn collega-predikanten zijn onder andere Johannes Bogerman en Hermanus Kolde (of Colde), allen even streng in de leer.
In de tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609 -1621) gevoerde strijd tussen Arminius (is in navolging van de humanist Coornhert niet overtuigd van de calvinistische predestinatieleer) en Gomarus (God heeft vastgelegd wie is uitverkoren en wie niet) kiezen deze drie de zijde van Gomarus. Volgens Arminiaanse bronnen waren Johannes, Regnerus en Hermanus hierdoor in de periode 1515 / 1516 niet zo populair bij de Leeuwarder bevolking. (Mensen in en rond de Grote Kerk / J. Kalma)

Herman Colde is evenals Regnerus Hachtingius een priester die tot het protestantisme is overgegaan. In 1585 is hij samen met Feico Ruardi (ooit priester in Oosthem) dominee in Oldersum. Op 12 augustus 1598 krijgen beiden samen met Johannes Wernerus (Joachim Warneri) van Graaf Lodewijk van Nassau opdracht om een nieuwe kerkorde voor Drente te ontwerpen.

Regnerus trouwt in Leeuwarden met Antje Jans van Gellingen / Gelingen. In februari 1594 wordt hun oudste zoon Johannes geboren. De tweede zoon zal Arnoldus zijn geweest, genoemd naar de oom en voogd van Regnerus. Arnoldus trouwt in 1632 met Lucia, een dochter van Regnerus' collega Colde.
Zoon Freerick wordt 23 september 1604 gedoopt.
Er is ook een dochter, Stijntje, die in 1618 met Tobias Tegnejus trouwt.
Na het overlijden van Antje hertrouwt Regnerus 20 december 1612 met Sophia (Fhyke) Laurens.
Als Fhyke is overleden hertrouwt Regnerus op 17 oktober 1619 met Anna Cornelisdochter, weduwe van Francois de Swart, klerk van Gedeputeerde Staten, eerder weduwe van ... (ben ik even kwijt).

Het is waarschijnlijk dat Regnerus naast de hier genoemde nazaten meer kinderen heeft gekregen. Voor zover deze zelf geen dominee zijn geworden of met een dominee zijn getrouwd, is er (nog) niets over terug te vinden.

Tot zijn overlijden in 1626 is Regnerus predikant in Leeuwarden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten